Het leek een inkopper, die Renaissance literatuur. Maar dat is het niet. De Decamerone van Boccacio is niet het deel van de Renaissance kunst dat mijn primaire belangstelling heeft. Dat is ruim een eeuw later als de grote Leonardo Da Vinci en Michelangelo op het toneel verschijnen. Onderwerp van dit kwartaal is dus geworden de studie van hun leven en werk en het boeiende tijdperk waarin zij leven. Het begin van de 16de eeuw als de wereld gaat veranderen, de boekdrukkunst er is en grote religieuze veranderingen zich in Europa aandienen. Als Amerika net ontdekt is en Spanje aanstaande is om met haar grote rijkdommen in goud het strijdtoneel te betreden. Vele leiders zullen met Il Principe (1532) van Machiavelli in gedachten hun strategiën en taktieken gaan bepalen.
De levens van de grote kunstenaars uit de bloei van dit tijdperk zijn opgetekend door Giorgio Vasari (1511- 1574) in Vite (De levens van de grootste schilders). Vasari, zelf een beeldhouwer en schilder, gebruikte de studie van de grote mannen voor hem als inspiratie. Met de Vite gaf hij het nageslacht waardevolle biografische informatie. Hij noemde de periode voor hem, beginnend bij Cimabue het “Rinascimento“, in het Frans vertaald als Renaissance.
De plek waar het in hoge mate allemaal gebeurde was de mooie stad aan de Arno: Florence.